Balthasar Kirchhoffs

Gepubliceerd op 8 december 2025 om 20:28

Balthasar Kirchhoffs (ook wel Balt(h)us Ker(c)khoff(s)) (Afden, 1707 - Herzogenrath, 7 maart 1771) was schoenmaker in Merkstein en vermeend leider van de Bokkenrijders. Hij was een oudere broer van Joseph en Peter Kirchhoffs en echtgenoot van Maria Notermans. Zijn arrestatie en overlijden vonden plaats in het jaar 1771 tijdens de derde vervolgingsperiode (1770-1778), na aanleiding van een beschuldiging van Joseph Keyser en Peter Müller.

Leven buiten de 'Bende'

Balthasar Kirchhoffs werd op 27 september 1707 gedoopt als zoon van Nicolaas Kirchhoffs en Catharina Doveren in Afden, een stadsdeel van Hertzogenrath. Over zijn verdere jeugd is vrijwel niks bekend. Wel is het bekend dat hij geletterd was, en later in Merkstein als schoenmaker zijn geld verdiende, waarbij hij een brede kring aan klanten zou hebben gehad. Dit resulteerde hem in een welgestelde situatie in zijn leven.

Op 7 september 1732 - enkele weken voor zijn 25e verjaardag - trouwde hij met Maria Dreschen uit Herzogenrath. Na haar overlijden in 1752 bleef Balthasar enige jaren weduwnaar. Een zekere tien jaar later, op 8 februari 1763, trouwde hij opnieuw, dit keer met de 37-jarige Maria Notermans uit Schinnen. Uit geen van beide huwelijken zijn kinderen voortgekomen.

Het lijkt er niet op dat Kirchhoffs, zelfs vóór zijn proces, een hele goede naam had. Zo zou zelfs zijn broer Joseph zich eens bij pastoor Daniëls, ofwel S.J.P. Sleinada, hebben beklaagd over hem:

“Ah! ik hebbe zoo lang geweeten dat den Schelm niet deugde, en daeröm heeft hy in twee jaeren tyds niet durven onder myne oogen komen; wat my aengaet ik maek ‘er niet met allen uyt, al word hy ook gehangen, maer ik beklaege myne arme vrouw en kinderen, het is hard voor een eerlyk man, als ik ben, en die weegens myne professie by groot en kleen moet komen.”

“Ah! Ik heb zo lang geweten dat de schelm niet deugde, en daarom heeft hij me al twee jaar niet onder ogen durven komen. Wat mij betreft, het maakt mij helemaal niet uit, zelfs al wordt hij opgehangen, maar ik beklaag mijn arme vrouw en kinderen. Het is moeilijk voor een eerlijk man zoals ik, die vanwege mijn beroep bij groot en klein moet komen.”

Proces en overlijden

Balthasar Kirchhoffs was één van de eerste personen die werd beschuldigd door Joseph Keyser en Peter Müller in het begin van de derde grote vervolgingsperiode, rondom januari 1771. Hierbij werd hij benoemd als een van de zogenaamde 'ouderen' waarbij hij al vermeend actief zou zijn sinds de eerste vervolgingsperiode, maar nooit gepakt is geworden. Al in Keysers eerste ondervraging, op 9/10 januari 1771, wordt Kirchhoffs neergezet als een prominent persoon binnen de bende.

"En sij doens alle te saemen recht door het velt op Merxstein aengegaen waeren, en van achter door de weijden gegaen totten huijse van Baltus Kerckhoff, schoonmaecker tot Merxstein."

"En zij daarna gezamenlijk recht door het veld naar Merkstein zijn gegaan en achterlangs, door de wei, naar het huis van Baltus Kerckhoff, schoenmaker in Merkstein, gingen."

Hierna benoemt Keyser alle 'complicen' die op dat moment ook in de woning waren, én dat Kirchhoffs als enige een pistool bij zich droeg.

"En dat haeren man Baltus Kerckhoff gearmeert was met eene flinte, en hij gedetineerde met alle de voorseijde gesellen versien waeren met stocken."

"En dat [Maria Notermans'] man Baltus Kerckhoff bewapend was met een pistool, en [Joseph Keyser] met alle eerdergenoemde gezellen voorzien waren van stokken." 

Kirchhoffs vrouw, Maria Notermans, werd in deze vroege processtukken dus ook al benoemd als lid van de bende. Hoewel er vaak van wordt uitgegaan dat zij samen zijn gearresteerd, spreekt de kroniekschrijver van Kloosterrade maar van drie gedetineerden in januari. Wel is zeker dat zij samen opgesloten zaten in de Burcht van Herzogenrath.

Kirchhoffs werd veroordeeld voor een scherp verhoor op 30 januari 1771, waarbij ze hem hebben gefolterd, duim- en scheenschroeven hebben opgelegd en de stroppade hebben gebruikt. Bij dit tien-urige verhoor heeft hij niet veel opgebiecht. De reden dat hij ontheft was van deze ondervraging is omdat hij beloofd zou hebben om de volgende dag te gaan bekennen. Dit deed hij vervolgens ook, maar na een vrij korte tijd stopte hij weer, omdat hij zich te zwak voelde. Hij was door zijn leeftijd niet in een goede staat, waardoor hij de folteringen slechter aankon dan de meesten. Hierdoor zat er ook een langere tijd tussen de verhoren. Tijdens zijn recollectie op 1 februari herriep hij al zijn bekentenissen, met uitzondering van enkele kleine diefstallen, en verklaart hij deze bekentenissen enkel uit pijn te hebben gedaan.

Tijdens een foltering op de pijnbank op 7 maart 1771 valt Kirchhoffs flauw. Hij overlijdt de volgende nacht, op 63-jarige leeftijd. De volgende dag werd hij begraven in een kuil buiten het kerkhof, op ongewijde grond. De kroniekschrijver van Kloosterrade schrijft hier het volgende over:

"In de volgende nacht stierf de ongelukkige dief, Balthasar Kirchhoffs, nadat hij herhaaldelijk een lange en wreede foltering doorstaan had, zonder voor het gerecht of den priester een bekentenis af te leggen; op ellendige wijze vond hij zijn einde ten gevolge van een plotselinge kramp, gepaard gaande met een flauwte." [7 maart] 

"Het lijk van bovengenoemden Balthasar Kirchhoffs werd gerechtelijk geschouwd, om uit te maken, of en hoe hij begraven moest worden. Hij werd in het geheim in een kuil buiten het kerkhof geworpen." [8 maart]

Verder is het opmerkelijk dat enkele maanden na zijn overlijden, Hans Peter Crichelberg tijdens zijn verhoor van 21 september beweert dat in 1763, vlak vóór de overval op abdij Kloosterrade, Kirchhoffs verantwoordelijk was voor het afleggen van de eed bij mensen, met een crucifix in zijn hand, en deze mensen hun namen liet schrijven in een boek. Hij zou hierbij voor de ongeletterden hun namen zelf hebben geschreven. Ook andere personen, zoals Peter Müller en Joannes Schieffers, hebben beweerd gelijksoortige dingen te hebben gezien en/of ondervonden, en benoemden Kirchhoffs als medeplichtige in deze situaties.

In Popular Culture

  • Op 2 december 2025 werd bekend gemaakt dat Bart Storcken de rol van Balthasar Kirchhoffs gaat vertolken in de spektakelmusical Bokkenrijders, waarin Kirchhoffs wordt neergezet als herbergier in plaats van schoenmaker. 

Bronnen:

Blok, A. (1991). 'De Bokkerijders Roversbenden en Geheime Genootschappen in de Landen van Overmaas [1730-1774]' p. 134-136, 304

Van Eekelen, J. (z.d.). Bokkenrijders en afstammelingen > Kerckhoffs, Baltus > Baltus Kerckhoffs, schoenmaker in Merkstein, doodgefolterd 1771

Van Eekelen, J. (z.d.). Bokkenrijders en afstammelingen > Notermans, Maria > Maria Notermans, huisvrouw in Merkstein, ontsnapt uit gevangenis 1771 

Gierlichs, W. (1972). De geschiedenis der bokkerijders in ’t voormalig land van ’s-hertogenrode. Schrijen B.V., p. 174

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.